Over leuren, zeuren en het vooral niet opgeven
‘Wat was je voorstel ook al weer? Ja, sorry, maar ik krijg zóveel ideeën gemaild.’ Die opmerking van de chef redactie die ik vandaag aan de telefoon had, was veelzeggend. Een week geleden had ik haar via de mail een artikelvoorstel gedaan, waar ze positief op reageerde. We spraken af dat ik haar zou bellen met een toelichting en om nader kennis te maken, dus op de afgesproken tijd hing ik aan de lijn. Vol enthousiasme over mijn idee, terwijl ik haar geheugen dus eerst nog even moest opfrissen. Gelukkig was ze het niet écht vergeten, en kreeg ik de opdracht.
Als freelancer ben ik een van de velen. Een van de grootste uitdagingen is om werk binnen te slepen. M’n collega’s staan voor dezelfde uitdaging. Toen ik vanmiddag op Twitter jubelde dat ik een opdracht had gekregen bij een blad waar ik al vaak – ik kreeg meestal zelfs geen enkele reactie – een voorstel had gedaan, stroomden de reacties binnen. Het is voor veel freelance journalisten zo moeilijk om voet aan de grond te krijgen bij bladen, dat de moed hen weleens in de schoenen zakt. Want wat moet je doen als je maar steeds niks hoort, of keer op keer nul op het rekest krijgt? Geduld hebben, reacties afwachten, toch maar weer een mailtje sturen (of juist niet?)… Het vergt een lange adem. Hoe hou je jezelf gemotiveerd om het toch steeds weer te proberen?
Misschien kan dit je helpen:
- Chefs-redactie denken niet de hele dag aan jou en jouw ideeën. Dat is geen onwil en ze hebben ook geen hekel aan je, maar ze hebben het gewoon ontzettend druk. Als je hun aandacht wilt, moet je jezelf blijven presenteren – op een positieve manier. Dus vriendelijk, met een helder en beknopt voorstel. Als ze niet reageren, ligt dat niet altijd aan jouw idee, maar aan het feit dat ze het (zoals gezegd) erg druk hebben. Het is aan jou om hun aandacht weer op jou te laten richten, dus je probeert het gewoon opnieuw. Je mailt. Of belt. Of bedenkt iets nieuws en zegt: ik heb eerder een idee ingediend, en nu heb ik weer iets leuks voor jullie… Blijf altijd positief en fris!
Mijn eigen ervaring: mijn eerste voorstel voor OOK deed ik via de mail. Ik kreeg geen enkele reactie. Totdat ik de stoute schoenen aantrok en belde. Ja hoor, zei de hoofdredactrice, dat artikel mag je schrijven, ik had je mail wel gezien maar was ‘m vergeten.
OOK is nu al jaren een van mijn meest gewaardeerde opdrachtgevers. - Het is geen zeuren, leuren of slijmen als je een herinneringsmail aan een chef of hoofdredacteur stuurt. Of nóg een, als het moet. Waarom zou het zeuren zijn? Het is hun werk om op dergelijke mails te reageren. Ze mogen het dan wel druk hebben, maar waarmee? Met een blad vullen en daar kun jij ze mee helpen. Jouw werk is om een goede tekst te leveren. Wat me brengt op punt…
- Jouw teksten zijn een aanwinst voor het blad. Sterker nog, de bladen mogen blij zijn als jij voor hen wilt schrijven! Zo zou je wel moeten denken. Als je positief bent over wat jij kunt betekenen voor een tijdschrift of ander medium, straal je dat vertrouwen uit. Ook nu nog, terwijl veel titels inkrimpen of verdwijnen, zijn er genoeg bladen die volop gebruik maken van freelancers. Met de goeie ideeën, afgestemd op het medium en de doelgroep, kun je echt wel binnenkomen. Wees niet onzeker. Zoals punt 4 laat zien…
- Stel jezelf doelen. Waar wil je ‘binnenkomen’? Geloof er in en het gaat je vast lukken.
Mijn eigen ervaring: ik schreef een tijdje voor een tijdschrift en merkte dat de rek er wat uit was. Ik richtte vervolgens m’n pijlen op een ander blad en sprak dat ook uit (voor mijzelf). Niet in de trant van ‘misschien’ maar onder het motto ‘dat ga ik doen’. En het lukte. Wel zocht ik gericht naar een onderwerp dat geschikt was voor zowel blad als doelgroep. Toen dat voorbijkwam, was het een kwestie van een goed geformuleerde mail naar de chef-redactie. Waarna ik uiteraard nog een paar keer heb moeten mailen als reminder. Je moet er wel iets voor doen! - Blijf altijd (altijd!) aardig en tactvol. Met vriendelijk taalgebruik en een welgemeend compliment (‘toch fijn dat je even reageert’) bereik je meer dan met botheid. Ook als je een ‘nee’ krijgt. Vraag aan welk idee er wél behoefte is, of voor welke rubriek er vaak content nodig is. Hou de deur open voor een volgende keer. Het is pappen en nathouden!
- Een cliché van jewelste, maar geduld is écht een schone zaak. Een royaal en divers portfolio heb je niet binnen een jaar, dat kost jaren van inspanning en (tijd) investeren. Blijf zoeken naar originele onderwerpen met goeie invalshoeken en heb oog voor wie er op je pad komt en met welk verhaal. Op een gegeven moment zul je zien dat je steeds gemakkelijker contacten legt en ook steeds sneller weet voor welk blad een bepaald idee geschikt is.
- En tot slot: bij sommige bladen zal het echt nooit lukken. Leg je daarbij neer en ga lekker verder, tijdschriften genoeg!
(stond hier nou echt dat het bij sommige bladen nooit lukt? De echte die-hards gaan natuurlijk door totdat het wél lukt! Succes!)
Wat ben jij toch een fijne inspiratiebron en een mooi mens. En wat ben ik blij met mezelf dat ik bijna al jouw tips al in de praktijk breng, en door jouw blog nét weer even de puntjes op de “I” kan zetten 😀 .
Ik ben blij dat je niet opgegeven hebt Belinda! Je schreef een prachtig interview met mij voor tijdschrift KEK Mama over mijn boek ‘MOE is MOE maar voldaan.’ Ik vond het niet alleen erg knap hoe je het artikel schreef maar ook het interview zélf vond ik buitengewoon prettig.Ik kon mijn ‘ei’ kwijt en vertellen over mijn boek dat over de stress die moeders zichzelf en elkaar aandoen, gaat. Maar daarnaast wilde je ook veel over mijn leven en het schrijven zelf weten. Het was duidelijk dat je je heel goed voorbereid had, je stelde pittige vragen maar wel goeie en je vroeg door op een vriendelijke wijze. Kortom, je kwam waar je wezen moest zonder dat ik als geïnterviewde daar een vervelend gevoel aan over hield, integendeel.
Groetjes van Irene Wing Easton.